HOE ETHISCH VERANTWOORD INT DE OVERHEID?

Iedereen wordt graag tijdig betaald of terugbetaald. Wanneer je geld leent aan je beste vriend, dan verwacht je dat geld snel terug op je rekening te zien. Een crediteur verwacht evenzeer dat zijn geleverde dienst of product binnen termijn wordt vergoed, en de overheid is daar geen uitzondering op.

 

Ethics debt collection by state

Maar wat als net de overheid, die zeer strenge regels oplegt aan (andere) crediteuren inzake het innen van schulden, zelf niet zo ethisch verantwoord betalingen opeist?

In dit artikel starten we met een toelichting van enkele overheidsinitiatieven ter bevordering en naleving van het (ethisch) innen van schulden, en sluiten we af met het onderzoek naar de invorderingsstrategie van de FOD Financiën als toets van die overheidsbepalingen.

 

FOD Economie: bepalingen inzake minnelijke invordering

 

De FOD Economie is het controleorgaan van de overheid voor de incassosector. Elke actor binnen die incassosector (een incassobureau, en sinds 2009 ook een advocaat of deurwaarder) die als minnelijke tussenpersoon optreedt in naam van de crediteur, dient de wettelijke bepalingen opgenomen in de wet van 20 december 2002 op de minnelijke invordering te respecteren. Deze wettelijke bepalingen bewaken o.a. de ethische correctheid van invordering.

 

Indien een incassobureau inbreuken tegen deze wetgeving pleegt, dan kan u hiervoor klacht neerleggen bij de FOD Economie (advocaten en gerechtsdeurwaarders worden tot op heden nog steeds door hun eigen controleorganen opgevolgd).

 

Enkele belangrijke krijtlijnen die deze wet heeft getrokken, draaien rond de bescherming van de privacy en waardigheid van de consument, en de wijze dus ook waarop deze consument wordt aangeschreven.

 

  • Inzake de bescherming van de privacy en waardigheid van de consument lijkt het ons voornamelijk belangrijk te onthouden dat het verboden is om stappen te ondernemen bij of in het bijzijn van derden (buren/familie/werkgever). Het volledige artikel van de wet dat hierop slaat, kan u hieronder lezen:

 

Art. 3. § 1. In het kader van een minnelijke invordering van schulden wordt iedere gedraging of praktijk die het privéleven van de consument schendt of hem kan misleiden, alsook iedere gedraging of praktijk die een inbreuk maakt op zijn menselijke waardigheid, verboden.

§2. Worden in het bijzonder verboden :

  • elk geschrift dat, of elke gedraging die ertoe strekt verwarring te creëren omtrent de hoedanigheid van de persoon van wie het uitgaat, zoals in het bijzonder het geschrift dat verkeerdelijk laat uitschijnen dat het om een document gaat dat uitgaat van een gerechtelijke overheid, een ministerieel ambtenaar of een advocaat;
  • elke mededeling die onjuiste juridische bedreigingen bevat, of die onjuiste inlichtingen over de gevolgen van een wanbetaling bevat;
  • elke vermelding op een omslag waaruit blijkt dat de briefwisseling de invordering van een schuld betreft;
  • de inning van niet voorziene of niet wettelijk toegestane bedragen;
  • de stappen die worden ondernomen bij de buren, de familie of de werkgever van de schuldenaar. Onder stappen wordt onder meer verstaan elke mededeling van inlichtingen of elke vraag om inlichtingen die verband houdt met de schuldvordering of met de solvabiliteit van de schuldenaar, onverminderd de handelingen gesteld in het raam van wettelijke inningprocedures;
  • de invordering of poging tot invordering bij een persoon die niet de schuldenaar is;
  • iedere poging tot inning in aanwezigheid van een derde, behalve wanneer dit gebeurt met instemming van de schuldenaar;
  • alle stappen om de schuldenaar een wisselbrief te doen ondertekenen of om een overdracht van vordering of een schuldbekentenis te eisen;
  • het belagen van de schuldenaar, die uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft te kennen gegeven de schuld te betwisten;
  • de telefonische oproepen en de huisbezoeken tussen tweeëntwintig uur en acht uur.

 

De Koning kan deze lijst aanvullen, wijzigen of aanpassen, op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren.

   

  • De wijze waarop de consument mag worden aangeschreven, is ook onderworpen aan heel wat regels, waarbij wij graag onderlijnen dat het telefoonnummer van de schuldeiser steeds vermeld dient te worden, een schriftelijke ingebrekestelling dient verstuurd te worden, en pas 15 dagen na de schriftelijke ingebrekestelling bijkomende maatregelen genomen mogen worden. Het volledige artikel van de wet inzake dit onderwerp kan u hieronder lezen:

 

Art. 6. § 1. Elke minnelijke invordering van een schuld dient te starten met een schriftelijke ingebrekestelling gericht aan de consument. Deze ingebrekestelling dient op een volledige en ondubbelzinnige wijze alle gegevens omtrent de schuldvordering te omvatten. Zij dient minstens de gegevens, opgesomd in § 2, te bevatten, en er kan maar tot andere invorderingstechnieken worden overgegaan na afloop van de in § 3 vastgestelde termijn.

§2. In deze ingebrekestelling komen minstens de volgende gegevens voor :

  • 1° de identiteit, het adres, het telefoonnummer en de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser; (NOTA : in het 1° worden tussen de woorden ” de identiteit, ” en de woorden ” het adres, ” de woorden ” het ondernemingsnummer, ” ingevoegd <KB 2003-04-04/39, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>)
  • 2° de naam of benaming, het adres, het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het BTW-identificatienummer, alsmede het inschrijvingsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken van de persoon die tot de minnelijke invordering overgaat (NOTA : het 2° wordt vervangen als volgt : ” 2° de naam of de benaming, het adres en, desgevallend, het ondernemingsnummer van de persoon die tot minnelijke invordering overgaat evenals de gegevens van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie; ” <KB 2003-04-04/39, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>)
  • 3° een duidelijke beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan;
  • 4° een duidelijke beschrijving en verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar geëist worden, met inbegrip van de geëiste schadevergoedingen en nalatigheidsinteresten;
  • 5° de vermelding dat, bij afwezigheid van reactie van de schuldenaar binnen de in § 3 gestelde termijn, de schuldenaar tot andere maatregelen tot invordering kan overgaan.
  • 6° ingeval de invordering gebeurt door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijke mandataris wordt volgende tekst in een afzonderlijke alinea toegevoegd, in het vet gedrukt en in een ander lettertype   Deze brief betreft een minnelijke invordering en geen gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag).]

§3. De ingebrekestelling vermeldt een termijn waarbinnen de schuldenaar aan de vordering kan voldoen zonder dat er bijkomende maatregelen ter invordering mogen worden genomen. Deze termijn bedraagt ten minste vijftien dagen, en vangt aan op de datum waarop de schriftelijke aanmaning wordt opgestuurd.

 

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument teneinde misbruiken tegen te gaan

 

Er werd in 2019 een wetsvoorstel ingediend dat de consument nog meer zou ‘beschermen’. Dit wetsvoorstel hebben we reeds uitgebreid besproken in volgende artikel, en had voornamelijk tot doel vanaf implementering dat:

  • consumenten een factuur binnen de 7 dagen dienden te ontvangen,
  • zij een standaardperiode van 20 dagen zouden toegekend krijgen om hun factuur te betalen,
  • bij uitblijven van betaling na 20 dagen de consument een gratis herinneringsbrief ontvangt en een extra termijn van 10 dagen,
  • na deze termijn geplafonneerde invorderingskosten mogen aangerekend worden,
  • de FOD Economie ook de advocaten en gerechtsdeurwaarders die minnelijk invorderen kunnen controleren.

 

Onze conclusie hieromtrent was dat er duidelijk te weinig kennis is over schuldproblematiek en de aanpak daarvan. Debiteuren meer tijd geven om schulden te betalen, maar dus ook om schulden te maken, lost het probleem niet op.

 

Daarnaast wordt de rekening van deze aanpak integraal doorgeschoven naar de crediteuren. Zij dienen langer te wachten op de betaling van facturen, dienen extra administratie op te volgen, en komen zo zelf in de problemen. Vooral KMO’s zouden hierbij fel getroffen worden. Of hoe Unizo het mooi verwoord: “Zijn eigen leveranciers (en de fiscus) moet hij intussen uiteraard wel blijven betalen”. En over die fiscus hebben we het nog in volgend puntje.

 

Advocaten en deurwaarders, die dezelfde incassoacties uitvoeren dan incassobureaus, laten opvolgen door het controleorgaan voor incasso lijkt ons dan weer niet meer dan logisch.

 

In 2020 werd dat wetsvoorstel trouwens nog eens aangepast (lees versoepeld) naar een standaard betalingsperiode van 30 dagen. Beide voorstellen zijn echter tot op heden nog steeds niet geïmplementeerd.

 

De invorderingsstrategie van de FOD Financiën

 

Voorgaande punten belichten summier wat de overheid als regelgeving reeds heeft uitgewerkt, en nog steeds aan het uitwerken is, inzake de (ethische) invordering van onbetaalde facturen bij consumenten. Maar hoe confirmeert de overheid aan haar eigen regels rond die invordering?

 

Als toets hebben we het rapport van de federale Ombudsman over de invorderingsstrategie van de AAII (Algemene Administratie van de Inning en de Invordering van de FOD Financieën) onder de loep genomen.

 

Aanleiding voor dat onderzoek zijn het aantal klachten (gemiddeld een 200 per jaar) over de wijze waarop het AAII fiscale schulden terugvordert. De klachten concentreerden zich voornamelijk rond de procedures voor afbetalingsplannen, de middelen die worden ingezet om de gelden in te vorderen, en de communicatie die daarbij gepaard gaat.

  • Afbetalingsplannen:

 

  • Er mag standaard slechts een betalingstermijn van max. 12 maanden toegekend worden:

 

“In lijn met de doelstellingen van de invorderingsstrategie beperkt de nieuwe strategie inzake afbetalingsplannen de mogelijkheid om betalingsfaciliteiten toe te staan voor meer dan twaalf maanden vanaf het ontstaan van de schuld. Wanneer deze termijn is overschreden, beschouwt de administratie de betalingsmoeilijkheden als structureel en worden alternatieven aan de aanvrager voorgesteld.”

    

De belastingplichtige die dus niet binnen de 12 maanden de schuld kan betalen, dient te worden doorverwezen naar de privémarkt of een insolvabiliteitsprocedure. 

 

De instructies om niet af te wijken van deze periode, brengen echter twee groepen belastingplichtigen in financieel onnodig gevaar.

 

Mensen met tijdelijke betalingsmoeilijkheden of mensen die geconfronteerd worden met een uitzonderlijke schuld, hebben vaak gewoon nood aan een verlenging van de betalingstermijn. Doorverwijzing biedt voor hen geen enkele structurele oplossing, en men dient voor deze soort betalingsmoeilijkheden ook geen vrees te hebben voor een opeenstapeling van schulden (beiden niet van aard dat ze jaarlijks terugkomen).

 

Doorverwijzing naar een privé kredietverstrekker is ook een bizar gegeven, gezien het een kredietverstrekker bij wet niet toegelaten is krediet te verlenen wanneer er een vermoeden is dat de afnemer niet in de (financiële) staat is het contract na te volgen.

 

  • De effectieve duurtijd (max. dus 12 maanden) wordt vastgelegd op basis van de geschatte terugbetalingscapaciteit:

 

“Deze betalingscapaciteit wordt vastgesteld door van de inkomsten van de aanvrager zijn ‘vaste kosten’ af te trekken, die forfaitair worden bepaald op basis van volgende barema’s: 1 300 € voor een alleenstaande, 1 600,00 € voor een koppel, verhoogd met 150 € per kind ten laste. De bedragen zijn geïnspireerd op de Loonbeschermingswet.

   

Er wordt echter geen rekening gehouden met de werkelijke financiële draagkracht van de belastingplichtige. Nochtans heeft de overheid verschillende tools (webapplicaties zoals REMI/CEBUD) ter beschikking om die effectieve draagkracht te meten: de referentiebudgetten. Via de referentiebudgetten wordt het minimumbudget berekend om een menswaardig bestaan te leiden.

   

“Wanneer bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld medische kosten)’ dit rechtvaardigen kan de ontvanger ook een afbetalingsplan toestaan met een langere looptijd dan de termijn die wordt bepaald op basis van de forfaitaire betalingscapaciteit. De dossierbehandelaar moet in dat geval zijn beslissing – die a posteriori kan onderworpen zijn aan een interne controle – motiveren.

 

Dit zet dus de poort open naar enige willekeur en ligt niet in lijn met het evenredigheidsbeginsel, er bestaat de kans dat belastingplichtigen in financiële moeilijkheden niet op gelijke wijze zullen worden behandeld. In praktijk bedoelen we met ‘gelijk’ een oplossing die per situatie rekening houdt met de werkelijke betalingscapaciteit.

   

  • Vervolgingen:

   

  • De AAII beschikt over data mining modellen om te voorspellen welke invorderingsprocedure de meest aangewezen is, en AAII medewerkers krijgen daaropvolgend KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren) opgelegd:

 

“Met het oog op een meer doelgerichte en efficiënte invordering kunnen de ontvangers voortaan de solvabiliteit van de belastingplichtigen evalueren aan de hand van data mining modellen. Iedere belastingplichtige krijgt een ‘Delphi score’ toegewezen die zijn solvabiliteitsprofiel bepaalt over een periode van twaalf maanden. Sinds 2015 beschikt de administratie ook over Pegasus, een data mining model dat ‘moet toelaten een voorspelling te maken over welke invorderingsprocedure (gerechtsdeurwaarder, derdenbeslag…) de meeste kans op slagen biedt’ en ‘vermijden dat er onnodige vervolgingskosten worden gemaakt’”

    

“Zo moet bijvoorbeeld –afhankelijk van de resultaten van de data mining analyse en het minimumbedrag- systematisch binnen de vier maanden na het ontstaan van een schuld een invorderingsactie worden opgestart, tenzij de schuld gedekt wordt door een afbetalingsplan. Als de ontvanger de aanbevolen actie niet respecteert, kan het dossier worden onderworpen aan een evaluatie achteraf door de hiërarchie.”

   

Het resultaat hiervan is echter niet altijd bevorderlijk. Zo blijken heel wat vervolgingen niet noodzakelijk (wanneer de schuld bijna of binnenkort betaald is), niet evenredig of zelfs schadelijk  (gelijktijdige uitvoering bij bank en werkgever). Ook worden soms bedragen gevorderd waarbij mensen minder overhouden dan het leefloon, en wordt een afbetalingsplan onherroepelijk stopgezet zonder optie voor herkansing.

 

We vinden het alvast op geen enkele manier een ethisch verantwoorde inning wanneer een werkgever onnodig betrokken wordt bij financiële moeilijkheden van diens werknemer, of wanneer mensen verplicht worden minder dan het minimum over te houden om een menswaardig bestaan te leven.

 

  • De AAII zet tevens deurwaarders in:

 

“Het dwangbevel wordt enkel voorafgegaan door een betalingsherinnering van de administratie gericht aan de belastingplichtige, één maand na het verstrijken van de uiterste betaaltermijn. Sinds maart 2017112 wordt deze herinneringsbrief niet meer aangetekend verstuurd, maar onder gewone omslag.

    

Die herinneringsbrief is niet kosteloos, zoals het nieuwe wetsvoorstel de andere crediteuren wél voorschrijft, maar gaat gepaard met een deurwaarderskost van 20 EUR. Daarnaast dienen standaard crediteuren na die herinneringsbrief volgens het nieuwe wetsvoorstel ook nog eens 10 dagen te wachten alvorens verdere invorderingsacties te ondernemen.

 

Probleem met deurwaardersacties daarnaast is ook dat ze niet worden gecontroleerd (bvb. door de FOD Economie), en dat ze niet worden aangezet om vervolgingen te beperken.

 

  • Communicatie:

    

  • De AAII is telefonisch moeilijk bereikbaar:

 

“In het bijzonder wanneer een afbetalingsplan wordt geweigerd of de aanvraag wordt aangepast, maar ook wanneer er zich problemen stellen tijdens het lopende afbetalingsplan kan de burger behoefte hebben aan een bijkomend contact met een medewerker van het Infocenter. De brief of mail waarin de aanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen, vermeldt echter geen telefoonnummer maar enkel de algemene contactgegevens van het Infocenter. Een telefonische bespreking van het dossier met de medewerker die de beslissing heeft genomen of met een andere medewerker van het Infocenter is bijgevolg niet mogelijk.

   

De federale Ombudsman stelt daarenboven vast dat de naam van de dossierbehandelaar meestal niet wordt vermeld in de briefwisseling. Nochtans bepaalt de wet betreffende de openbaarheid van bestuur dat elke briefwisseling uitgaande van een federale administratieve overheid de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier moet vermelden.”

 

Zoals ook reeds in artikel 6 van de wet op minnelijke invordering wordt aangestipt, dienen standaard crediteuren steeds hun telefoonnummer te vermelden.

 

 

Conclusies

 

Een ethische inning is meer dan een inning die volgens het boekje of de wetgeving gebeurt. Ethisch innen vereist voornamelijk inlevingsvermogen en realiteitszin, iets wat niet onder de capaciteiten van computersystemen valt, en tevens niet bevorderd wordt wanneer KPI’s worden opgelegd.

 

Wanneer er geen rekening wordt gehouden met de werkelijke situatie van een debiteur, wordt de kans op een minnelijke invordering klein. Kennis van wetgeving is noodzakelijk als grondige basis, maar menselijke communicatievaardigheden zijn de sleutel tot succes.

 

Daarnaast is het frappant om vast te stellen dat de overheid de regels die ze zelf oplegt of wil opleggen aan crediteuren op zichzelf gedeeltelijk of niet toepast.

 

TCM Belgium kan met trots stellen de balans tussen het ethische en economische aspect van onze werkzaamheden al jarenlang goed te bewaren.

 

 

Heeft u (specifieke) vragen over uw onbetaalde (inter)nationale vorderingen en wenst u graag een ethisch verantwoorde inning van die schulden? Aarzel dan zeker niet om contact met ons op te nemen.

HOE ETHISCH VERANTWOORD INT DE OVERHEID?

Iedereen wordt graag tijdig betaald of terugbetaald. Wanneer je geld leent aan je beste vriend, dan verwacht je dat geld snel terug op je rekening te zien. Een crediteur verwacht evenzeer dat zijn geleverde dienst of product binnen termijn wordt vergoed, en de overheid is daar geen uitzondering op.

 

Ethics debt collection by state

Maar wat als net de overheid, die zeer strenge regels oplegt aan (andere) crediteuren inzake het innen van schulden, zelf niet zo ethisch verantwoord betalingen opeist?

In dit artikel starten we met een toelichting van enkele overheidsinitiatieven ter bevordering en naleving van het (ethisch) innen van schulden, en sluiten we af met het onderzoek naar de invorderingsstrategie van de FOD Financiën als toets van die overheidsbepalingen.

 

FOD Economie: bepalingen inzake minnelijke invordering

 

De FOD Economie is het controleorgaan van de overheid voor de incassosector. Elke actor binnen die incassosector (een incassobureau, en sinds 2009 ook een advocaat of deurwaarder) die als minnelijke tussenpersoon optreedt in naam van de crediteur, dient de wettelijke bepalingen opgenomen in de wet van 20 december 2002 op de minnelijke invordering te respecteren. Deze wettelijke bepalingen bewaken o.a. de ethische correctheid van invordering.

 

Indien een incassobureau inbreuken tegen deze wetgeving pleegt, dan kan u hiervoor klacht neerleggen bij de FOD Economie (advocaten en gerechtsdeurwaarders worden tot op heden nog steeds door hun eigen controleorganen opgevolgd).

 

Enkele belangrijke krijtlijnen die deze wet heeft getrokken, draaien rond de bescherming van de privacy en waardigheid van de consument, en de wijze dus ook waarop deze consument wordt aangeschreven.

 

  • Inzake de bescherming van de privacy en waardigheid van de consument lijkt het ons voornamelijk belangrijk te onthouden dat het verboden is om stappen te ondernemen bij of in het bijzijn van derden (buren/familie/werkgever). Het volledige artikel van de wet dat hierop slaat, kan u hieronder lezen:

 

Art. 3. § 1. In het kader van een minnelijke invordering van schulden wordt iedere gedraging of praktijk die het privéleven van de consument schendt of hem kan misleiden, alsook iedere gedraging of praktijk die een inbreuk maakt op zijn menselijke waardigheid, verboden.

§2. Worden in het bijzonder verboden :

  • elk geschrift dat, of elke gedraging die ertoe strekt verwarring te creëren omtrent de hoedanigheid van de persoon van wie het uitgaat, zoals in het bijzonder het geschrift dat verkeerdelijk laat uitschijnen dat het om een document gaat dat uitgaat van een gerechtelijke overheid, een ministerieel ambtenaar of een advocaat;
  • elke mededeling die onjuiste juridische bedreigingen bevat, of die onjuiste inlichtingen over de gevolgen van een wanbetaling bevat;
  • elke vermelding op een omslag waaruit blijkt dat de briefwisseling de invordering van een schuld betreft;
  • de inning van niet voorziene of niet wettelijk toegestane bedragen;
  • de stappen die worden ondernomen bij de buren, de familie of de werkgever van de schuldenaar. Onder stappen wordt onder meer verstaan elke mededeling van inlichtingen of elke vraag om inlichtingen die verband houdt met de schuldvordering of met de solvabiliteit van de schuldenaar, onverminderd de handelingen gesteld in het raam van wettelijke inningprocedures;
  • de invordering of poging tot invordering bij een persoon die niet de schuldenaar is;
  • iedere poging tot inning in aanwezigheid van een derde, behalve wanneer dit gebeurt met instemming van de schuldenaar;
  • alle stappen om de schuldenaar een wisselbrief te doen ondertekenen of om een overdracht van vordering of een schuldbekentenis te eisen;
  • het belagen van de schuldenaar, die uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft te kennen gegeven de schuld te betwisten;
  • de telefonische oproepen en de huisbezoeken tussen tweeëntwintig uur en acht uur.

 

De Koning kan deze lijst aanvullen, wijzigen of aanpassen, op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren.

   

  • De wijze waarop de consument mag worden aangeschreven, is ook onderworpen aan heel wat regels, waarbij wij graag onderlijnen dat het telefoonnummer van de schuldeiser steeds vermeld dient te worden, een schriftelijke ingebrekestelling dient verstuurd te worden, en pas 15 dagen na de schriftelijke ingebrekestelling bijkomende maatregelen genomen mogen worden. Het volledige artikel van de wet inzake dit onderwerp kan u hieronder lezen:

 

Art. 6. § 1. Elke minnelijke invordering van een schuld dient te starten met een schriftelijke ingebrekestelling gericht aan de consument. Deze ingebrekestelling dient op een volledige en ondubbelzinnige wijze alle gegevens omtrent de schuldvordering te omvatten. Zij dient minstens de gegevens, opgesomd in § 2, te bevatten, en er kan maar tot andere invorderingstechnieken worden overgegaan na afloop van de in § 3 vastgestelde termijn.

§2. In deze ingebrekestelling komen minstens de volgende gegevens voor :

  • 1° de identiteit, het adres, het telefoonnummer en de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser; (NOTA : in het 1° worden tussen de woorden ” de identiteit, ” en de woorden ” het adres, ” de woorden ” het ondernemingsnummer, ” ingevoegd <KB 2003-04-04/39, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>)
  • 2° de naam of benaming, het adres, het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het BTW-identificatienummer, alsmede het inschrijvingsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken van de persoon die tot de minnelijke invordering overgaat (NOTA : het 2° wordt vervangen als volgt : ” 2° de naam of de benaming, het adres en, desgevallend, het ondernemingsnummer van de persoon die tot minnelijke invordering overgaat evenals de gegevens van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie; ” <KB 2003-04-04/39, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>)
  • 3° een duidelijke beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan;
  • 4° een duidelijke beschrijving en verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar geëist worden, met inbegrip van de geëiste schadevergoedingen en nalatigheidsinteresten;
  • 5° de vermelding dat, bij afwezigheid van reactie van de schuldenaar binnen de in § 3 gestelde termijn, de schuldenaar tot andere maatregelen tot invordering kan overgaan.
  • 6° ingeval de invordering gebeurt door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijke mandataris wordt volgende tekst in een afzonderlijke alinea toegevoegd, in het vet gedrukt en in een ander lettertype   Deze brief betreft een minnelijke invordering en geen gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag).]

§3. De ingebrekestelling vermeldt een termijn waarbinnen de schuldenaar aan de vordering kan voldoen zonder dat er bijkomende maatregelen ter invordering mogen worden genomen. Deze termijn bedraagt ten minste vijftien dagen, en vangt aan op de datum waarop de schriftelijke aanmaning wordt opgestuurd.

 

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument teneinde misbruiken tegen te gaan

 

Er werd in 2019 een wetsvoorstel ingediend dat de consument nog meer zou ‘beschermen’. Dit wetsvoorstel hebben we reeds uitgebreid besproken in volgende artikel, en had voornamelijk tot doel vanaf implementering dat:

  • consumenten een factuur binnen de 7 dagen dienden te ontvangen,
  • zij een standaardperiode van 20 dagen zouden toegekend krijgen om hun factuur te betalen,
  • bij uitblijven van betaling na 20 dagen de consument een gratis herinneringsbrief ontvangt en een extra termijn van 10 dagen,
  • na deze termijn geplafonneerde invorderingskosten mogen aangerekend worden,
  • de FOD Economie ook de advocaten en gerechtsdeurwaarders die minnelijk invorderen kunnen controleren.

 

Onze conclusie hieromtrent was dat er duidelijk te weinig kennis is over schuldproblematiek en de aanpak daarvan. Debiteuren meer tijd geven om schulden te betalen, maar dus ook om schulden te maken, lost het probleem niet op.

 

Daarnaast wordt de rekening van deze aanpak integraal doorgeschoven naar de crediteuren. Zij dienen langer te wachten op de betaling van facturen, dienen extra administratie op te volgen, en komen zo zelf in de problemen. Vooral KMO’s zouden hierbij fel getroffen worden. Of hoe Unizo het mooi verwoord: “Zijn eigen leveranciers (en de fiscus) moet hij intussen uiteraard wel blijven betalen”. En over die fiscus hebben we het nog in volgend puntje.

 

Advocaten en deurwaarders, die dezelfde incassoacties uitvoeren dan incassobureaus, laten opvolgen door het controleorgaan voor incasso lijkt ons dan weer niet meer dan logisch.

 

In 2020 werd dat wetsvoorstel trouwens nog eens aangepast (lees versoepeld) naar een standaard betalingsperiode van 30 dagen. Beide voorstellen zijn echter tot op heden nog steeds niet geïmplementeerd.

 

De invorderingsstrategie van de FOD Financiën

 

Voorgaande punten belichten summier wat de overheid als regelgeving reeds heeft uitgewerkt, en nog steeds aan het uitwerken is, inzake de (ethische) invordering van onbetaalde facturen bij consumenten. Maar hoe confirmeert de overheid aan haar eigen regels rond die invordering?

 

Als toets hebben we het rapport van de federale Ombudsman over de invorderingsstrategie van de AAII (Algemene Administratie van de Inning en de Invordering van de FOD Financieën) onder de loep genomen.

 

Aanleiding voor dat onderzoek zijn het aantal klachten (gemiddeld een 200 per jaar) over de wijze waarop het AAII fiscale schulden terugvordert. De klachten concentreerden zich voornamelijk rond de procedures voor afbetalingsplannen, de middelen die worden ingezet om de gelden in te vorderen, en de communicatie die daarbij gepaard gaat.

  • Afbetalingsplannen:

 

  • Er mag standaard slechts een betalingstermijn van max. 12 maanden toegekend worden:

 

“In lijn met de doelstellingen van de invorderingsstrategie beperkt de nieuwe strategie inzake afbetalingsplannen de mogelijkheid om betalingsfaciliteiten toe te staan voor meer dan twaalf maanden vanaf het ontstaan van de schuld. Wanneer deze termijn is overschreden, beschouwt de administratie de betalingsmoeilijkheden als structureel en worden alternatieven aan de aanvrager voorgesteld.”

    

De belastingplichtige die dus niet binnen de 12 maanden de schuld kan betalen, dient te worden doorverwezen naar de privémarkt of een insolvabiliteitsprocedure. 

 

De instructies om niet af te wijken van deze periode, brengen echter twee groepen belastingplichtigen in financieel onnodig gevaar.

 

Mensen met tijdelijke betalingsmoeilijkheden of mensen die geconfronteerd worden met een uitzonderlijke schuld, hebben vaak gewoon nood aan een verlenging van de betalingstermijn. Doorverwijzing biedt voor hen geen enkele structurele oplossing, en men dient voor deze soort betalingsmoeilijkheden ook geen vrees te hebben voor een opeenstapeling van schulden (beiden niet van aard dat ze jaarlijks terugkomen).

 

Doorverwijzing naar een privé kredietverstrekker is ook een bizar gegeven, gezien het een kredietverstrekker bij wet niet toegelaten is krediet te verlenen wanneer er een vermoeden is dat de afnemer niet in de (financiële) staat is het contract na te volgen.

 

  • De effectieve duurtijd (max. dus 12 maanden) wordt vastgelegd op basis van de geschatte terugbetalingscapaciteit:

 

“Deze betalingscapaciteit wordt vastgesteld door van de inkomsten van de aanvrager zijn ‘vaste kosten’ af te trekken, die forfaitair worden bepaald op basis van volgende barema’s: 1 300 € voor een alleenstaande, 1 600,00 € voor een koppel, verhoogd met 150 € per kind ten laste. De bedragen zijn geïnspireerd op de Loonbeschermingswet.

   

Er wordt echter geen rekening gehouden met de werkelijke financiële draagkracht van de belastingplichtige. Nochtans heeft de overheid verschillende tools (webapplicaties zoals REMI/CEBUD) ter beschikking om die effectieve draagkracht te meten: de referentiebudgetten. Via de referentiebudgetten wordt het minimumbudget berekend om een menswaardig bestaan te leiden.

   

“Wanneer bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld medische kosten)’ dit rechtvaardigen kan de ontvanger ook een afbetalingsplan toestaan met een langere looptijd dan de termijn die wordt bepaald op basis van de forfaitaire betalingscapaciteit. De dossierbehandelaar moet in dat geval zijn beslissing – die a posteriori kan onderworpen zijn aan een interne controle – motiveren.

 

Dit zet dus de poort open naar enige willekeur en ligt niet in lijn met het evenredigheidsbeginsel, er bestaat de kans dat belastingplichtigen in financiële moeilijkheden niet op gelijke wijze zullen worden behandeld. In praktijk bedoelen we met ‘gelijk’ een oplossing die per situatie rekening houdt met de werkelijke betalingscapaciteit.

   

  • Vervolgingen:

   

  • De AAII beschikt over data mining modellen om te voorspellen welke invorderingsprocedure de meest aangewezen is, en AAII medewerkers krijgen daaropvolgend KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren) opgelegd:

 

“Met het oog op een meer doelgerichte en efficiënte invordering kunnen de ontvangers voortaan de solvabiliteit van de belastingplichtigen evalueren aan de hand van data mining modellen. Iedere belastingplichtige krijgt een ‘Delphi score’ toegewezen die zijn solvabiliteitsprofiel bepaalt over een periode van twaalf maanden. Sinds 2015 beschikt de administratie ook over Pegasus, een data mining model dat ‘moet toelaten een voorspelling te maken over welke invorderingsprocedure (gerechtsdeurwaarder, derdenbeslag…) de meeste kans op slagen biedt’ en ‘vermijden dat er onnodige vervolgingskosten worden gemaakt’”

    

“Zo moet bijvoorbeeld –afhankelijk van de resultaten van de data mining analyse en het minimumbedrag- systematisch binnen de vier maanden na het ontstaan van een schuld een invorderingsactie worden opgestart, tenzij de schuld gedekt wordt door een afbetalingsplan. Als de ontvanger de aanbevolen actie niet respecteert, kan het dossier worden onderworpen aan een evaluatie achteraf door de hiërarchie.”

   

Het resultaat hiervan is echter niet altijd bevorderlijk. Zo blijken heel wat vervolgingen niet noodzakelijk (wanneer de schuld bijna of binnenkort betaald is), niet evenredig of zelfs schadelijk  (gelijktijdige uitvoering bij bank en werkgever). Ook worden soms bedragen gevorderd waarbij mensen minder overhouden dan het leefloon, en wordt een afbetalingsplan onherroepelijk stopgezet zonder optie voor herkansing.

 

We vinden het alvast op geen enkele manier een ethisch verantwoorde inning wanneer een werkgever onnodig betrokken wordt bij financiële moeilijkheden van diens werknemer, of wanneer mensen verplicht worden minder dan het minimum over te houden om een menswaardig bestaan te leven.

 

  • De AAII zet tevens deurwaarders in:

 

“Het dwangbevel wordt enkel voorafgegaan door een betalingsherinnering van de administratie gericht aan de belastingplichtige, één maand na het verstrijken van de uiterste betaaltermijn. Sinds maart 2017112 wordt deze herinneringsbrief niet meer aangetekend verstuurd, maar onder gewone omslag.

    

Die herinneringsbrief is niet kosteloos, zoals het nieuwe wetsvoorstel de andere crediteuren wél voorschrijft, maar gaat gepaard met een deurwaarderskost van 20 EUR. Daarnaast dienen standaard crediteuren na die herinneringsbrief volgens het nieuwe wetsvoorstel ook nog eens 10 dagen te wachten alvorens verdere invorderingsacties te ondernemen.

 

Probleem met deurwaardersacties daarnaast is ook dat ze niet worden gecontroleerd (bvb. door de FOD Economie), en dat ze niet worden aangezet om vervolgingen te beperken.

 

  • Communicatie:

    

  • De AAII is telefonisch moeilijk bereikbaar:

 

“In het bijzonder wanneer een afbetalingsplan wordt geweigerd of de aanvraag wordt aangepast, maar ook wanneer er zich problemen stellen tijdens het lopende afbetalingsplan kan de burger behoefte hebben aan een bijkomend contact met een medewerker van het Infocenter. De brief of mail waarin de aanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen, vermeldt echter geen telefoonnummer maar enkel de algemene contactgegevens van het Infocenter. Een telefonische bespreking van het dossier met de medewerker die de beslissing heeft genomen of met een andere medewerker van het Infocenter is bijgevolg niet mogelijk.

   

De federale Ombudsman stelt daarenboven vast dat de naam van de dossierbehandelaar meestal niet wordt vermeld in de briefwisseling. Nochtans bepaalt de wet betreffende de openbaarheid van bestuur dat elke briefwisseling uitgaande van een federale administratieve overheid de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier moet vermelden.”

 

Zoals ook reeds in artikel 6 van de wet op minnelijke invordering wordt aangestipt, dienen standaard crediteuren steeds hun telefoonnummer te vermelden.

 

 

Conclusies

 

Een ethische inning is meer dan een inning die volgens het boekje of de wetgeving gebeurt. Ethisch innen vereist voornamelijk inlevingsvermogen en realiteitszin, iets wat niet onder de capaciteiten van computersystemen valt, en tevens niet bevorderd wordt wanneer KPI’s worden opgelegd.

 

Wanneer er geen rekening wordt gehouden met de werkelijke situatie van een debiteur, wordt de kans op een minnelijke invordering klein. Kennis van wetgeving is noodzakelijk als grondige basis, maar menselijke communicatievaardigheden zijn de sleutel tot succes.

 

Daarnaast is het frappant om vast te stellen dat de overheid de regels die ze zelf oplegt of wil opleggen aan crediteuren op zichzelf gedeeltelijk of niet toepast.

 

TCM Belgium kan met trots stellen de balans tussen het ethische en economische aspect van onze werkzaamheden al jarenlang goed te bewaren.

 

 

Heeft u (specifieke) vragen over uw onbetaalde (inter)nationale vorderingen en wenst u graag een ethisch verantwoorde inning van die schulden? Aarzel dan zeker niet om contact met ons op te nemen.

Wacht geen moment langer, krijg uw geld terug

Concentreer u op uw zaken, wij zorgen voor uw uitstaande betalingen. Neem contact met ons op voor meer informatie.

Wacht geen moment langer, krijg uw geld terug

Concentreer u op uw zaken, wij zorgen voor uw uitstaande betalingen. Neem contact met ons op voor meer informatie.