NO-CURE-NO-PAY VERBIEDEN INZAKE MINNELIJKE INCASSO: ZINVOL?

Een parlementslid wil de no-cure-no-pay methode bij minnelijke incasso verbieden. Is dit een zinvol voorstel? Wie zal er voordeel bij hebben, wie zal eronder lijden?

 

De voordelen van het no-cure-no-pay principe

 

Vrijwel alle beroepen werken volgens dit principe. Dit gaat bijvoorbeeld van de verkoop en verhuur van gebouwen – die duidelijk gebaseerd is op een succescommissie – tot elk bedrijf waar u een specifiek product koopt of een dienst verkrijgt. Zo zal u bijvoorbeeld niet een BMW betalen als u een Dacia ontvangt; analoog betaalt u niet voor een appel als u een peer koopt.

 

Wanneer er verwarring kan ontstaan tussen de gebruikte middelen en de geleverde resultaten, voorkomt de no-cure-no-pay methode misverstanden. Bij incasso – zoals eveneens bij andere diensten – is de klant niet echt geïnteresseerd in het aantal brieven dat wij sturen; hij wil in feite weten of hij het geld dat hem verschuldigd is, terugkrijgt.

 

Het no-cure-no-pay principe maakt de dienstverlener verantwoordelijk en biedt een welkome zekerheid in de relatie dienstverlener-klant.

 

No cure no pay

Critici van het no-cure-no-pay principe

 

Logischerwijs kan men zich voorstellen dat dit ongezonde praktijken in de hand werkt. Dit is tevens de stelling van de auteur van het wetsvoorstel DOC 552101/001 (2 juli 2021):

<< In werkelijkheid verhoogt deze praktijk zowel voor schuldeiser als schuldenaar evenwel het risico op hogere kosten. De invorderaar zal zijn kosten immers op alle mogelijke manieren proberen op te drijven om de verliezen te compenseren. >>

 

In feite lijkt het parlementslid de wet van 2002 te negeren. Deze bepaalt:

<< Art. 5. Het is verboden aan de consument enige vergoeding te vragen, anders dan de overeengekomen bedragen in de onderliggende overeenkomst in geval van niet-naleving van de contractuele verbintenissen. >>

 

Hoe zou het incassobureau dan “de kosten kunnen opdrijven”? Het heeft dan geen andere mogelijkheid dan de wet te overtreden en vervolgens zwaar gestraft te worden (diezelfde wet voorziet ook in zeer zware sancties en wordt bijzonder goed opgevolgd door de FOD Economie).

 

De auteur had eerdere voorstellen moeten raadplegen die sinds 2014 (DOC 54 0702/001) en opnieuw in 2019 (DOC 55 0267/001) het volgende opmerkten:

<< We kunnen er niet omheen dat een kleine minderheid van gerechtsdeurwaarders — gering in aantal maar wel goed voor een fors aandeel van de minnelijke invorderingen door deurwaarders — de wet op geheel eigen wijze interpreteren. Sommigen deinzen er niet voor terug de voorschriften van de wet zomaar te overtreden, of doen zelfs alsof die niet bestaan, terwijl anderen iets subtieler te werk gaan en de geest van de wet verdraaien door onrechtmatige contractuele bepalingen.

Bij wijze van vergoeding worden lustig inningskosten en voorschotten opgestreken, en dan hebben we het nog niet over strikt verboden praktijken die geheel in strijd zijn met de beroepsethiek, zoals het no cure no pay-principe, dat neerkomt op een soort vergoeding op commissiebasis, wat de facto leidt tot een belangenconflict en een opeenstapeling van volstrekt nutteloze handelingen, om de eigen beurs te spekken. >>

 

Verderop in deze tekst lezen we dat de nationale kamer van gerechtsdeurwaarders van België “erkent dat het soms fout loopt”.

 

De no-cure-no-pay methode is inderdaad verboden voor gerechtelijke invordering. Dit is een goede zaak omdat er anders een onevenwicht ontstaat tussen de middelen van de schuldenaar en die van de schuldeiser:

  • Enerzijds zou de schuldenaar aanzienlijke kosten moeten betalen als gevolg van de gerechtelijke procedure (met inbegrip van het betalen van zijn advocaat, zelfs indien hij ten onrechte wordt gedagvaard)
  • terwijl de schuldeiser geen van deze kosten zou betalen, zelfs niet als hij roekeloos de rechtshandhaving inschakelt.

 

Het verschil tussen minnelijke en gerechtelijke invordering ligt in het gebruik van rechtbanken en de rechtshandhaving. De echte benaming hiervoor is “no cure no pay for creditor”, omdat de schuldenaar daar wel moet betalen! Het is daar en alleen daar dat sommigen “de kosten immers op alle mogelijke manieren proberen  opdrijven”. Dit is al meer dan 10 jaar aan de gang, en het wordt publiekelijk aan de kaak gesteld:

 

  • De Tijd, juni 2019 : « De moneymakers van de schuldenindustrie »
  • Le Vif, maart 2019 : « les huissiers gonflent souvent la facture de façon abusive»
  • RTBF december 2018 : « Les huissiers de justice ont-ils tous les droits ?»
  • Knack, oktober 2018 : « De verborgen misbruiken van deurwaarders »

 

Maar dit heeft onze politici er al meer dan 10 jaar niet toe aangezet controles en sancties in te voeren. Dit kost de slachtoffers echter 100 miljoen euro per jaar, en bovendien is het btw-fraude.

 

Incasso-fantasieën

 

De auteur van het wetsvoorstel schrijft ook dat:

<< De invorderaars die het no-cure-no-payprincipe toepassen, zijn ook sneller geneigd om gerechtelijke stappen te ondernemen, omdat ze hier nog meer kosten kunnen aanrekenen die kunnen dienen ter compensatie van de verliezen. >>

 

Ondanks wij al lang in de sector zitten, zien wij niet in hoe dit voorgestelde bedrijfsmodel winst zou kunnen opleveren. Onze klanten zijn grote bedrijven (en zelfs enkele gerenommeerde advocatenkantoren) en het lijkt ons bijzonder moeilijk om winstmarges te maken op advocaat- en deurwaarderskosten.

 

De minnelijke invordering van schulden, die door incassobureaus wordt verricht, is een dienst die erop gericht is de gang naar de rechter te vermijden. Bij TCM komt minder dan één procent van de schulden voor de rechter!

 

De auteur gaat verder met de bewering dat:

<< De praktijk […] leidt de facto tot een belangenconflict en een opeenstapeling van volstrekt nutteloze handelingen, […]. >>

 

Hoe kan de “no-cure-no-pay” methode – buiten gerechtelijke acties – leiden tot een belangenconflict en de opeenstapeling van nutteloze handelingen? Dit is een absolute misvatting.

 

Conclusie

 

Dit wetsvoorstel lijkt ons niet zeer goed aan te sluiten bij de dagelijkse realiteit van schuldenaars en hun schuldeisers.

 

De minnelijke “no-cure-no-pay” incasso is wel degelijk nuttig, goed gecontroleerd en levert weinig problemen op. Anderzijds is de verwarring tussen minnelijke en gerechtelijke gebieden voor de activiteit van gerechtsdeurwaarders een zeer reëel  probleem.

 

Het zou nuttig zijn dat de Staat eindelijk zijn rol opneemt in deze zaak en de wet op de tarieven van de openbare orde doet naleven op het gebied van justitie (door een politieonderzoek). Door zich doof te houden hebben de opeenvolgende ministers van Justitie honderdduizenden consumenten en kleine handelaren veroordeeld tot een enorme verrijking van enkele tientallen deurwaarders.

 

Het verbieden van no-cure-no-pay bij minnelijke incasso’s zou nog steeds de gerechtsdeurwaarders bevoordelen en dus de hele justitie, want daar maken zij hun winst. Het is vooral de schuldenaar die meer zal betalen, en ook de schuldeiser en zelfs de belastingsbetaler (die het gerecht financiert); ten voordele van een paar gerechtsdeurwaarders.

 

Lees ook incasso, advocaat, gerechtsdeurwaarder: overeenkomsten en verschillen, van 21 sept 2021

NO-CURE-NO-PAY VERBIEDEN INZAKE MINNELIJKE INCASSO: ZINVOL?

Een parlementslid wil de no-cure-no-pay methode bij minnelijke incasso verbieden. Is dit een zinvol voorstel? Wie zal er voordeel bij hebben, wie zal eronder lijden?

 

De voordelen van het no-cure-no-pay principe

 

Vrijwel alle beroepen werken volgens dit principe. Dit gaat bijvoorbeeld van de verkoop en verhuur van gebouwen – die duidelijk gebaseerd is op een succescommissie – tot elk bedrijf waar u een specifiek product koopt of een dienst verkrijgt. Zo zal u bijvoorbeeld niet een BMW betalen als u een Dacia ontvangt; analoog betaalt u niet voor een appel als u een peer koopt.

 

Wanneer er verwarring kan ontstaan tussen de gebruikte middelen en de geleverde resultaten, voorkomt de no-cure-no-pay methode misverstanden. Bij incasso – zoals eveneens bij andere diensten – is de klant niet echt geïnteresseerd in het aantal brieven dat wij sturen; hij wil in feite weten of hij het geld dat hem verschuldigd is, terugkrijgt.

 

Het no-cure-no-pay principe maakt de dienstverlener verantwoordelijk en biedt een welkome zekerheid in de relatie dienstverlener-klant.

 

No cure no pay

Critici van het no-cure-no-pay principe

 

Logischerwijs kan men zich voorstellen dat dit ongezonde praktijken in de hand werkt. Dit is tevens de stelling van de auteur van het wetsvoorstel DOC 552101/001 (2 juli 2021):

<< In werkelijkheid verhoogt deze praktijk zowel voor schuldeiser als schuldenaar evenwel het risico op hogere kosten. De invorderaar zal zijn kosten immers op alle mogelijke manieren proberen op te drijven om de verliezen te compenseren. >>

 

In feite lijkt het parlementslid de wet van 2002 te negeren. Deze bepaalt:

<< Art. 5. Het is verboden aan de consument enige vergoeding te vragen, anders dan de overeengekomen bedragen in de onderliggende overeenkomst in geval van niet-naleving van de contractuele verbintenissen. >>

 

Hoe zou het incassobureau dan “de kosten kunnen opdrijven”? Het heeft dan geen andere mogelijkheid dan de wet te overtreden en vervolgens zwaar gestraft te worden (diezelfde wet voorziet ook in zeer zware sancties en wordt bijzonder goed opgevolgd door de FOD Economie).

 

De auteur had eerdere voorstellen moeten raadplegen die sinds 2014 (DOC 54 0702/001) en opnieuw in 2019 (DOC 55 0267/001) het volgende opmerkten:

<< We kunnen er niet omheen dat een kleine minderheid van gerechtsdeurwaarders — gering in aantal maar wel goed voor een fors aandeel van de minnelijke invorderingen door deurwaarders — de wet op geheel eigen wijze interpreteren. Sommigen deinzen er niet voor terug de voorschriften van de wet zomaar te overtreden, of doen zelfs alsof die niet bestaan, terwijl anderen iets subtieler te werk gaan en de geest van de wet verdraaien door onrechtmatige contractuele bepalingen.

Bij wijze van vergoeding worden lustig inningskosten en voorschotten opgestreken, en dan hebben we het nog niet over strikt verboden praktijken die geheel in strijd zijn met de beroepsethiek, zoals het no cure no pay-principe, dat neerkomt op een soort vergoeding op commissiebasis, wat de facto leidt tot een belangenconflict en een opeenstapeling van volstrekt nutteloze handelingen, om de eigen beurs te spekken. >>

 

Verderop in deze tekst lezen we dat de nationale kamer van gerechtsdeurwaarders van België “erkent dat het soms fout loopt”.

 

De no-cure-no-pay methode is inderdaad verboden voor gerechtelijke invordering. Dit is een goede zaak omdat er anders een onevenwicht ontstaat tussen de middelen van de schuldenaar en die van de schuldeiser:

  • Enerzijds zou de schuldenaar aanzienlijke kosten moeten betalen als gevolg van de gerechtelijke procedure (met inbegrip van het betalen van zijn advocaat, zelfs indien hij ten onrechte wordt gedagvaard)
  • terwijl de schuldeiser geen van deze kosten zou betalen, zelfs niet als hij roekeloos de rechtshandhaving inschakelt.

 

Het verschil tussen minnelijke en gerechtelijke invordering ligt in het gebruik van rechtbanken en de rechtshandhaving. De echte benaming hiervoor is “no cure no pay for creditor”, omdat de schuldenaar daar wel moet betalen! Het is daar en alleen daar dat sommigen “de kosten immers op alle mogelijke manieren proberen  opdrijven”. Dit is al meer dan 10 jaar aan de gang, en het wordt publiekelijk aan de kaak gesteld:

 

  • De Tijd, juni 2019 : « De moneymakers van de schuldenindustrie »
  • Le Vif, maart 2019 : « les huissiers gonflent souvent la facture de façon abusive»
  • RTBF december 2018 : « Les huissiers de justice ont-ils tous les droits ?»
  • Knack, oktober 2018 : « De verborgen misbruiken van deurwaarders »

 

Maar dit heeft onze politici er al meer dan 10 jaar niet toe aangezet controles en sancties in te voeren. Dit kost de slachtoffers echter 100 miljoen euro per jaar, en bovendien is het btw-fraude.

 

Incasso-fantasieën

 

De auteur van het wetsvoorstel schrijft ook dat:

<< De invorderaars die het no-cure-no-payprincipe toepassen, zijn ook sneller geneigd om gerechtelijke stappen te ondernemen, omdat ze hier nog meer kosten kunnen aanrekenen die kunnen dienen ter compensatie van de verliezen. >>

 

Ondanks wij al lang in de sector zitten, zien wij niet in hoe dit voorgestelde bedrijfsmodel winst zou kunnen opleveren. Onze klanten zijn grote bedrijven (en zelfs enkele gerenommeerde advocatenkantoren) en het lijkt ons bijzonder moeilijk om winstmarges te maken op advocaat- en deurwaarderskosten.

 

De minnelijke invordering van schulden, die door incassobureaus wordt verricht, is een dienst die erop gericht is de gang naar de rechter te vermijden. Bij TCM komt minder dan één procent van de schulden voor de rechter!

 

De auteur gaat verder met de bewering dat:

<< De praktijk […] leidt de facto tot een belangenconflict en een opeenstapeling van volstrekt nutteloze handelingen, […]. >>

 

Hoe kan de “no-cure-no-pay” methode – buiten gerechtelijke acties – leiden tot een belangenconflict en de opeenstapeling van nutteloze handelingen? Dit is een absolute misvatting.

 

Conclusie

 

Dit wetsvoorstel lijkt ons niet zeer goed aan te sluiten bij de dagelijkse realiteit van schuldenaars en hun schuldeisers.

 

De minnelijke “no-cure-no-pay” incasso is wel degelijk nuttig, goed gecontroleerd en levert weinig problemen op. Anderzijds is de verwarring tussen minnelijke en gerechtelijke gebieden voor de activiteit van gerechtsdeurwaarders een zeer reëel  probleem.

 

Het zou nuttig zijn dat de Staat eindelijk zijn rol opneemt in deze zaak en de wet op de tarieven van de openbare orde doet naleven op het gebied van justitie (door een politieonderzoek). Door zich doof te houden hebben de opeenvolgende ministers van Justitie honderdduizenden consumenten en kleine handelaren veroordeeld tot een enorme verrijking van enkele tientallen deurwaarders.

 

Het verbieden van no-cure-no-pay bij minnelijke incasso’s zou nog steeds de gerechtsdeurwaarders bevoordelen en dus de hele justitie, want daar maken zij hun winst. Het is vooral de schuldenaar die meer zal betalen, en ook de schuldeiser en zelfs de belastingsbetaler (die het gerecht financiert); ten voordele van een paar gerechtsdeurwaarders.

 

Lees ook incasso, advocaat, gerechtsdeurwaarder: overeenkomsten en verschillen, van 21 sept 2021

Wacht geen moment langer, krijg uw geld terug

Concentreer u op uw zaken, wij zorgen voor uw uitstaande betalingen. Neem contact met ons op voor meer informatie.

Wacht geen moment langer, krijg uw geld terug

Concentreer u op uw zaken, wij zorgen voor uw uitstaande betalingen. Neem contact met ons op voor meer informatie.